Van Martinus Buijs (dank daarvoor!) kreeg ik dit verhaal van zijn hand toegezonden dat een mooi beeld schetst van hoe Heesbeen er ruim een eeuw geleden uitgezien heeft:

De Bergsche Maas was nog niet gegraven (rond 1900). Het Oude Maasje (’t Moske) was er al duizenden jaren en bleef de laatste eeuwen zoals het was. Heesbeen bestond zo’n 150 jaar geleden uit twee straten: De Grotestraat die toen Heesbeenschestraat heette, liep, en nu nog, vanaf de Wijkse Poort in Heusden, langs de gracht, richting Doeveren. De Achterstraat, nu Voorstraat geheten, was de weg naar Genderen. En er was nog een pad in noordelijke richting: de Lage Steeg. (Zie www.topotijdreis.nl). Heesbeen was dus met wegen rechtstreeks verbonden met het Benedenland van Heusden en Altena en ook waren er veel familiaire, economische en kerkelijke banden. Het Hervormde Kerkje was er natuurlijk allang, evenals “Het Slot” over het boogbruggetje van het Oude Maasje. Verder stonden er enkele grote boerderijen, een aantal kleinere en diverse arbeiderswoninkjes. Al die gebouwen met riet gedekt, de zijmuren soms maar een meter hoog, vaak grotendeels van stro, riet of wilgentenen.

De boeren hadden veelal één of meerdere knechten en meiden zodat het grootste deel van de bevolking hun inkomens verwierf in de agrarische sector. Er waren veel boomgaarden, akkers, weilanden en lagergelegen hooilanden. Nagenoeg alles was handwerk. Het hooigras werd met de zeis gemaaid waarna het werd gekeerd (gewijnd) om te drogen, in oppers gezet en met karren naar huis gereden. Het koren werd met de “zigt” (zeis voor één hand) gemaaid, op schoven gebonden en met de aren omhoog gezet; ná droging met de kar naar huis gereden en met de “klepel” gedorsen. Ook aardappelen en bieten rooien ging met de hand. Wellicht was er destijds in het dorp ook een kroegje vanwege het relatief grote doorgaande verkeer richting Baardwijk. Het verkeer bestond immers vooral uit karren met paard, en zowel paard als voerman moesten hun dorst kunnen lessen.
Het graven van de Bergse Maas rond 1900 had ingrijpende gevolgen. Een deel van de akkers en weilanden kwam “over de Maas” te liggen, de historische banden met het Benedenland verwaterde enigszins en de nieuwe brug (op oude kaarten de Heesbeense brug genoemd) bracht meer verkeer door het dorp. In de loop der jaren nam het verkeer verder toe: De voetganger werd fietser en nog vóór WO II reden er al vrachtwagens in plaats van karren. Door het verminderde voetverkeer nam het contact tussen de bewoners wat af. Wel bleven veel mensen elkaar ontmoeten bij gelegenheid van de kerkdiensten. Ook de school was een trefpunt.

WO II bracht opnieuw ingrijpende gevolgen met zich mee. In 1940 werd de Maasbrug opgeblazen. Dat beperkte het verkeer en de contacten. De brug werd weer hersteld en in 1944 opnieuw opgeblazen. De Maas was ruim een half jaar de frontlinie, bevolking en vee moest geëvacueerd en huizen werden beschadigd; de kerk bleef gelukkig overeind.
Ná de oorlog nam de welvaart toe. De boeren gingen mechaniseren, dus minder arbeiders, maar die konden in de industrie en handel werk vinden wat ook nog beter werd betaald. Het dorp floreerde. In 1960 werd de Dorpsvereniging opgericht en men bevorderde zo het sociale contact. Vrijkomende huizen werden veelal door “vreemden” gekocht vanwege de forse prijsstijgingen zodat langzaam aan de originele families werden uitgedund of verdwenen. Momenteel zijn verreweg de meeste inwoners langere of kortere tijd geleden “geïmporteerd”.
In de zeventiger jaren werd het dorp gesplitst in oost en west vanwege een nieuwe provinciale weg en de verhoogde oprit met viaduct naar weer een nieuwe brug. Huizen en boerderijen moesten gesloopt en nieuwe gebouwd. En een nieuw Dorpshuis werd gerealiseerd. En ook een bestemmingsplan met geen mogelijkheden voor extra huizen en derhalve uitstroom van jonge mensen: het dorp is vergrijsd!